Hieronder een artikel van Durk Minkema uit het het Kerstnummer
2007 van het blad "Draf&Rensport".
Titel "Abraham van Hoboken van Hoedekenskerke, allround
paardenman"
Gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw kon je geen paardenblad
openslaan of je kwam de naam Abraham van Hoboken van Hoedekenskerke
tegen. Was het niet als secretaris van het Centraal-Comité voor
de Concoursen-hippique in Nederland dan wei in verband met één van
zijn vele andere functies. De naam had voor mij iets magisch, vooral
natuurlijk door de toevoeging van Hoedekenskerke, ontleend aan de
heerlijkheid van die naam op het Zeeuwse Zuid-Beveland.
Abraham van Hoboken van Hoedekenskerke
als krasse tachtigjarige. Hij vierde zijn 80ste
verjaardag met een receptie in de grote zaal
van het Kurhaus. Hij was trouwens lid van de
Raad van Beheer van de Maatschappij
Scheveningen Zeebad.
Rotterdamse havenbaronnen
Van de oorspronkelijk Utrechtse familie van metselaars, mogelijk
ooit afkomstig uit Hoboken bij Antwerpen, vertrokken vele generaties
later enkele nazaten naar Rotterdam waar ze een fortuin zouden vergaren.
De in 1756 geboren Anthony van Hoboken begon als knecht in een Rotterdams
wijnpakhuis en had op 18-jarige leeftijd al een eigen boteren kaashandel.
Toen de activiteiten van de Verenigde Oostindische Compagnie op
hun einde liepen begon hij handel te drijven op Oost-Indië en de
Kaapkolonie. Al spoedig had hij er tabaks-, koffie- en rubberplantages
en eigen suikerraffinaderijen. Vanaf 1814, toen hij al de grootste
handelsvloot van Nederland had, beschikte hij over een eigen scheepswerf
in Rotterdam. De binnenkomst van een schip van Van Hoboken liet
de kapitein, nadat hij de gevaarlijkste ondiepten omzeild had (de
Nieuwe Waterweg was er nog niet) op de Nieuwe Maas bij Delfshaven
door middel van enkele kanonschoten aankondigen. Van Hoboken verwierf
verscheidene heerlijke rechten op IJsselmonde en Zuid-Beveland en
mocht zich voortaan heer van Rhoon, Pendrecht en Cortgene noemen.
Zijn aanzien nam nog toe toen hij een groot buitenhuis en 56 ha.
land kocht aan de Schielandse Hoge Zeedijk in Rotterdam. Het Land
van Hoboken bleef lang een onaangetast groengebied tot de familie
het in 1924 voor vier miljoen gulden aan de gemeente Rotterdam verkocht.
Er zou later het Dijkzigt-ziekenhuis (nu Erasmus Medisch Centrum)
gebouwd worden en ook is er nu het Museum-kwartier met o.m. het
museum Boijmans-van Beuningen en de Rotterdamse Kunsthal.
De in 1851-52 door de familie van Hoboken gebouwde villa Dijkzigt, nu een rijksmonument dat onderdak biedt aan het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam.
Achteraanzicht van de fraaie villa Olanda met rozentuin
aan de Van Stolkweg, waarin de Van Hobokens woonden.
Nu staan op deze plaats flats.
Renstal van Hoboken
Edmund van Hoboken, heer van Rhoon, Pendrecht en Baarland, was een
in 1848 in Rotterdam geboren kleinzoon van bovengenoemde Anthony
van Hoboken. Vanaf 1883 woonde Edmund in het Scheveningse Van Stolk-park
in de in neo-renaissance stijl opgetrokken villa Olanda met een
grote overtuin die tot de Kanaalweg liep. Hier konden zijn beide
zoons, Anthony en Abraham, zich naar hartelust uitleven en de basis
leggen voor hun latere succesvol optreden in de wereld van de rensport.
Beide broers waren in Rotterdam geboren, Anthony in maart 1872 en
Abraham in februari 1874. Abraham was zonder twijfel de meest levenslustige
van de twee. Hij hield als jongen in zijn vaders tuin een bokkenmanege,
waar hij zijn vriendjes les gaf in het bokrijden en een "concours-bokkique"
organiseerde. Als 12-jarige kreeg hij zijn eerste paardrijlessen
in de Rotterdamse manege. Vooral op aandringen van zijn zoons schafte
vader Edmund omstreeks 1890 een paar volbloed renpaarden aan, Anna
en Amor, welke in training kwamen bij de gerenommeerde volbloedtrainer
Herbst in Velp. In 1890 reed de stal Van Hoboken nog slechts f 50,-
prijzengeld bijeen maar dat zou spoedig veranderen toen de beide
zoons in 1891 als heerrijder aan de rennen gingen deelnemen en de
training in Scheveningen gingen verzorgen. De overtuin van hun villa
werd ingericht met een galoppeerbaantje voor het langzame werk en
als springtuin voor het oefenen voor de hindernisrennen. Het snellere
werk vond plaats op het strand, het naburige Alexanderveld, de Waalsdorper
vlakte en op de door de van Hobokens aangelegde baan op Duindal.
Successen bleven niet uit. Zowel Anthony als Abraham wonnen in 1891
hun eerste ren: Anthony op de voorjaarsmeeting in Breda en Abraham
op de najaarsmeeting in diezelfde garnizoensstad op het kazerneterrein.
De kleuren van Edmund van Hoboken's renstal (buis blauw, mouwen
en pet geel) stonden van 1891 tot en met 1893 achtereenvolgens op
de derde, tweede en derde plaats van de winnende eigenaren.
Foto van een ren op het kazerneterrein in Breda in 1948.
Messrs. Johnstone
Anthony van Hoboken van Baarland deed aan de rennen mee als A. van
Hoboken I en zijn broer Abraham van Hoboken van Hoedekenskerke als
A. van Hoboken II. Toen hun vader begin 1894 overleed zetten de
broers de renstal voort onder het pseudoniem Messrs. Johnstone,
resp. als Mr. Johnstone I en Mr. Johnstone II. Hun stal stond op
de eerste plaats van de winnende eigenaren in 1894, 1895 en 1896.
Het jaar 1897, waarin ze op de derde plaats eindigden, zou een gedenkwaardig
jaar voor de gebroeders worden. Dat jaar werd op 13 juli op Clingendaal
de eerste ren-derby in de geschiedenis van de Nederlandse Harddraverij-
en RenVereniging verreden. Eerst nog een vrij armzalige vertoning
met slechts twee deelnemers. De driejarige voshengst Rex (van Mephisto
uit Pluie d'Or), in eigendom van en gereden door Anthony van Hoboken
onder de naam Mr. Johnstone I won gemakkelijk met tien lengten voorsprong
op de driejarige merrie Saïda (van Mephisto uit Bronze) van broer
Abraham, gereden door de jockey Wondratscheck. Vooral Anthony, die
als Mr. Johnstone I reed in een zwart en wit gecirkelde buis met
witte pet, was een uiterst bekwaam heerrijder, die niet onderdeed
voor de beste beroepsjockeys van die tijd. Dat bewees hij ruim een
maand na de Derby nog eens in de Wassenaarprijs, een ren over de
vlakke baan over 3000 meter op Clingendaal. Hij verloor met zijn
paard Zethus bij de start zeker 10 lengten maar wist na een adembenemende
finish toch nog met een halve lengte verschil te winnen van Gipsy
Jane van Jhr. R.J. Rutgers van Rozenburg, gereden door de beroepsjockey
Buckley. Anthony had echter een tweede paard in de ren, Liner, gereden
door de jockey Wienert. Deze was echter na de ren buiten de paddock
afgestegen, hetgeen de eigenaar van de tweede aankomende niet ontgaan
was. Hij tekende protest aan en op grond van paragraaf 122, alinea
2 van het Reglement der Wedrennen op de Vlakke Baan werden zowel
Liner als de in stalverband lopende Zethus gediskwalificeerd en
werd de prijs toegekend aan Gipsy Lane. De gebroeders van Hoboken
waren hierover zo verbolgen dat ze besloten de later in het jaar
door hen gesponsorde meeting op Clingendaal af te gelasten, terwijl
broer Anthony zijn renstal naar Engeland overbracht. Hij trouwde
daar in 1901 met Nelly Louise Holt, uit welk huwelijk één dochter
geboren werd, Iris van Hoboken. In totaal zou Anthony in Nederland
43 rennen winnen, voornamelijk op de vlakke baan. Abraham van Hoboken
van Hoedekenskerke zou onder eigen naam aan de rennen blijven deelnemen
tot en met 1907. Als heerrijder reed hij tot en met 1898 en won
in ons land 11 rennen, voornamelijk over hindernissen. Als eigenaar
was hij buitengewoon succesvol. Hij won tussen 1898 en 1907 in totaal
91 rennen en hij stond in 1900 op de tweede plek bij de eigenaren,
in 1901 eerste, in 1902 weer tweede en in 1903 derde. De Clingendaalren
(een klassieker voor tweejarigen) wonnen zijn paarden zowel in 1901
als 1902. Dat waren de volle broers Escourt en Golden Lilly, beide
van Ornatus uit Miss Lilly. En zijn paard Kempred (van Redcliffe
uit Olga Kernpred) won in 1903 de derby. Zijn beste paard was de
ruin Biliton, die hij in 1900 als driejarige kocht van zijn fokker,
baron Van Brienen en die voor hem uit 89 starts 36 maal zou zegevieren.
Abraham van Hoboken in een glansrol: als baancommissaris
begeleidt hij de renamatrices naar de paddock,
Duindigt 29 september 1945.
Perfect gentleman
Toen Abraham van Hoboken van Hoedekenskerke op 21 februari 1954
zijn 80-ste verjaardag vierde, werd een speciaal nummer van De Hoefslag
aan hem gewijd. Veel van de wetenswaardigheden in dit artikel zijn
daaraan ontleend. Abraham, door intimi Bram of Rad ja (naar een
van zijn lievelingspaarden) genoemd, was toen nog steeds de rusteloze
organisator op talloze terreinen van de paardensport. Reeds eind
1904 werd hij lid van het ren-comité, hij zou het tot zijn dood
op 27 juni 1957 blijven. Starter, rechter, weger, handicapper en
baancommissaris, al die functies heeft hij uitgeoefend en hij is
ook nog enige tijd administrateur van Duindigt geweest. In zijn
jonge jaren heeft hij volop van het leven genoten, de circusmeisjes
waren hem even lief als de circuspaarden. Een ren rijden na een
nacht doorroeien was geen zeldzaamheid. Hij reed ook jarenlang jachten
en richtte in 1915 de Zuid-Hollandse Jachtvereniging op, waarvan
hij tot zijn dood secretaris-penningmeester was. Al vanaf 1895 deed
hij mee op de concoursen-hippique, zowel bij de tuigpaarden, de
rijpaarden als de springpaarden, in binnen- en buitenland. Hij reed
een-, twee- en vierspannen en had een stal met 15 roodschimmel-hackneys
(zijn lievelingskleur) op Zuidwijck in Wassenaar. Lang nadat hij
zijn laatste spring-concours had gereden (in 1927) bleef hij nog
actief als parcoursbouwer en als jurylid. Hij was in 1905 mede-oprichter
en de onvermoeibare secretaris van het Centraal Comité voor de Concoursen-hippique
in Nederland en later de mede-oprichter en adviseur van de opvolger
van dit Comité, de Nederlandse Hippische Sportbond. Hij was in 1926
mede-oprichter van de Federatie van Landelijke Rijverenigingen en
in 1902 al van de Vereniging tot Bevordering van de Paardenfokkerij
in Nederland, de vereniging die vroeger de grote Haagse concoursen
organiseerde op de Maliebaan en Houtrust. In 1910 trad hij op als
chef d'équipe van een Nederlands ruiterteam in New York. Abraham
was eerst getrouwd met Charlotte Emelie Horstmann, uit welk huwelijk
twee dochters geboren werden, de kunstschilderes Emelie Theodora
en Jacoba, later gehuwd met de Wageningse studenten-predikant Van
de Guchte. In 1924 werd het huwelijk met Charlotte ontbonden en
nog datzelfde jaar zou Abraham hertrouwen met de 27 jaar jongere
Auguste Hedwig Geraldine Daphne Roderwald, welk huwelijk kinderloos
zou blijven. Daphne van Hoboken, door vrienden vaak Pony genoemd,
was actief als dressuur- en springruiter en ook succesvol in damesrennen,
die in de jaren dertig van de vorige eeuw op Duindigt een tijdlang
populair waren. Abraham van Hoboken handelde veel in paarden, in
1898 begon hij samen met J.M. Ruijs in Scheveningen een Nederlandse
Tattersall, waar ook tuigen en rijtuigen verkocht werden. Eveneens
liet hij een paar maal per week een mailcoach met vier paarden lopen
van Scheveningen naar Noordwijkerhout. Op zijn boerderij in Rijswijk,
waar de bekende volbloedhengst Redcliffe ter dekking stond, fokte
hij behalve paarden ook schapen, koeien, duiven en honden. Hij was
dol op lekker eten en op puzzelen. En dan had hij nog een grote
passie voor auto's, wat tot uiting kwam in het feit dat hij als
een der eersten in Den Haag een automobiel had. Abraham van Hoboken
was een uiterst integere persoon, wellevend en welwillend stond
hij altijd voor iedereen klaar, kortom hij was een "perfect gentleman".
Hij had van de paardensport zijn levensvervulling gemaakt, wat hem
veel voldoening schonk, maar waaraan hij uiteindelijk in materieel
opzicht niets overhield. Hij was geboren als miljonair en stierf
in betrekkelijke armoede. Maar zijn opgeruimde humeur had hij steeds
behouden.
|