Hieronder een artikel, geschreven door Durk Minkema en gepubliceerd
in het Kerstnummer 2006 van het blad Draf&Rensport.
Ensing, veenkoloniale pikeursfamilie
Hij er nog steeds, de boerderij waar de gebroeders Ensing, bekende
pikeurs uit het eerste deel van de twintigste eeuw, een groot deel
van hun jeugd hebben doorgebracht. Vader Lubbe Ensing was boer en
commissionair in Windeweer in de gemeente Hoogezand en nam in 1883
de boerderij in Borgercompagnie (gem. Veendam) over van zijn schoonvader
Dekker. Vader Ensing bleef hier boeren tot 1923. Later was het een
proefboerderij en tegenwoordig is het een gerestaureerde woonboerderij.
De boerderij Borgercompagnie 232, waar vroeger de Ensings
gewoond hebben. Het middelste gedeelte van het
Borgercompagniesterdiep is in 1974 gedempt.
(uit M. Hillenga: Boerderijboek. Oude Groninger Veenkoloniën).
Vader Lubbe Ensing
Lubbe Ensing was in de beginperiode van de opkomst van de langebaandraverijen
in het noorden van het land een gewaardeerde steunpilaar van de
koersen. Hij had zelf omstreeks 1895 - 1900 een aantal dravers,
waarvan er sommige liepen onder de stalnaam De Groene Weide. Maar
liefst drie van zijn zes kinderen (vijf zoons en een dochter) zijn
trainer-pikeur geworden, terwijl een vierde zoon, Johan, omstreeks
1900 ook nog enige tijd een rijvcrgunning heeft gehad.
Jan Ensing
De in 1876 in Windeweer geboren Jan Ensing begon in 1896 als rijder
voor zijn vader en boekte twee jaar later met diens Cesar II zijn
eerste overwinning. Tussen 1901 en 1905 was Jan verbonden aan de
bekende draversstal van de hereboer Harmen K. Glas Jzn uit Loppersum,
in de wandeling 'Harddroaver Glas' genoemd. Ensing had toen vooral
veel succes met de Franse draverhengst Troubadour die later een
zeer verdienstelijke fokhengst zou worden. In 1906 vertrok Jan Ensing
naar het westen om eerst twee jaar in dienst te treden van stal
Zuidmeer in Rotterdam. Met diens Cyclone boekte hij 15 overwinningen.
Toen de kampioenspikeur Piet Doeleman in 1907 het entrainernent
van zijn zwager Willem Ockhorst op Duindigt verliet werd Jan Ensing
er eerste pikeur gedurende de jaren 1908-1910. Zijn toppaarden waren
in die tijd de Franse hengst Vent d'Ouest, Albertine, Prinses Wanda
(allen van Ockhorst), Emely Baron van de Rotterdamse eigenaar Lemm,
Gruno van Vincent Schoenmakers en Kapitein en Adi K van Joh. J.
Boelstra uit Stiens. Met Vent d'Ouest won Ensing maar liefst 22
maal, w.v. 13 maal in het buitenland. De buitenlandse overwinningen
werden voornamelijk behaald tijdens de winterkoersen in het Belgische
Eacken bij Brussel, maar daarnaast won Ensing ook in Nice: drie
maal met Vent d'Ouest, twee maal met Rheingold en een maal met Kapitein.
En op Vincennes won hij met Drubec.
In 1911, het jaar van het beruchte totalisatorverbod, belandde Jan
in de Haarlemmermeer. In dat jaar, toen hij met 16 overwinningen
op de eerste plaats van de beroepspikeurs stond, had hij veel succes
met de driejarige hengst Boer van zijn vroegere eigenaar H.K. Glas.
Met Boer won hij dat jaar de Derby op Duindigt. De hengst werd nog
datzelfde jaar verkocht aan het Duitse Gestut Germania, dat hem
in 1913 naar Italië doorverkocht. Boer, die in 1914 zijn record,
1.23,0, liep op de halvemijlsbaan van Triest (toen nog onderdeel
van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie) zou in Italië ook
nog als dekhengst actief zijn. De beroerde omstandigheden in de
Nederlandse drafsport dwongen Ensing in 1912 zijn geluk te proberen
in Duitsland, waar hij zich verbond aan de stal Augustin bij de
baan Ruhleben in Berlijn. Hij won hier 25 koersen in de periode
1912-1914. Ensing werd echter ernstig ziek en na een langdurig lijden
overleed hij op 13 juli 1915 op 39-jarige leeftijd in een ziekenhuis
in Groningen. Hiermee kwam een veel te vroeg einde aan het leven
van de talentvolle pikeur die tijdens zijn loopbaan 285 koersen
won, waarvan 74 in het buitenland.
Boven: Jan Ensing met de draver Edelweiss van Schrijver,
waarmee hij in 1909 vier maal won. De Hagenaar H(endericus)
Q(uirinus) Schrijver stond bekend als fokker van bonte dravers.
Daarnaast was Schrijver de stichter van Houtrust, welke baan
met zijn 800-meter draverijen veel heeft bijgedragen aan
de overleving van de drafsport na het totalisatorverbod.
Gies Ensing
Gies Ensing, die eigenlijk Gijsbert heette, was zes jaar jonger
dan zijn broer Jan. Hij verkreeg zijn rijvergunning in 1899 en bracht
de eerste jaren van zijn pikeursloopbaan door in Borgercompagnie.
In 1901 won hij zijn eerste koers met Polly van G.J. Vinckers. In
1906 verbond hij zich aan stal Confiance in de Watergraafsmeer om
een jaar later in dienst te treden van de Rotterdammer C. Scheepbouwer,
die zijn trainingsstallen op Duindal bij Scheveningen had. Omstreeks
1908 vestigde Gies zich in de Haarlemmermeer, waar hij veel succes
had met de dravers Davoust en Redseer van P. van der Wal. Begin
1912 deed het totoverbod Gies besluiten om zich te verbinden aan
de grote stoeterij van Thierry de Cabanas in Frankrijk en later
daar bij A. Chiron en de stal Simonard. Na de Eerste Wereldoorlog,
in 1919, keerde Gies naar Nederland terug. Via een weinig gelukkig
seizoen bij stal Pernis kwam hij in 1921 terecht aan de baan bij
Amersfoort. De dravereigenaren Jan Harff uit Utrecht en Jan Geersen
uit Woerden huurden hier de stallen van entrainement Birkhoven en
Gies werd er trainer-pikeur. De uitgestrekte bossen achter Birkhoven
leenden zich uitstekend voor het uitrijden van de dravers. Na het
overlijden van Harff in 1926 en het opheffen van stal Geersen ging
Gies hier verder als publiek-trainer met al spoedig de jeugdige
Willem Leeuwenkamp als eerste assistent. Talloze uitstekende dravers
heeft Gies Ensing hier naar successen geleid. Met Kassier G en My
Girl van Geersen won hij resp. 15 en 8 maal. Zijn grote crack was
de hengst Norton B van stal Bes van de Baarnse houthandelaar Vincent
Schoenmakers, waarmee hij in 1923 op Duindigt de Derby won en in
totaal 22 maal eerste werd. Met deze draverhengst won Gies ook drie
maal in het buitenland, in 1924 in Oostende en zowel in 1927 als
1928 op Berlijn-Mariëndorf. De hengst werd daarna naar Duitsland
verkocht maar zou later als dekhengst terugkeren. Hoewel hij slechts
15 kinderen bracht, kwamen er elf in de baan met daarbij zeer goede
dravers als Diana Norton, Bonnie's Norton, Boyke Norton en Captain
Norton. Diana Norton werd een uitstekende fokmerrie, evenals Auguste
Norton en vooral Carma Norton.
Heel goede paarden had Ensing ook met Postduifje G van Jac. v.d.
Graaf uit Den Haag en Uitblinker K van C. Kleijne uit Rietveld.
Met Admiraal Bonnie van deze laatste eigenaar won Gies in 1935 op
Duindigt de Toekomstprijs voor Tweejarigen. Succesvol was Gies ook
met de Amerikaanse importen Calumet Aster van stal Rembrandt van
Schoenmakers en de hengst Senator Madden, die met hem in 1933 op
Duindigt het Kampioenschap van Nederland won. Gies, vanaf de oprichting
in 1926 bestuurslid van de Pikeursvereniging, was als trainer een
groot vakman, maar was vaak niet gemakkelijk, vooral niet voor zichzelf.
Hij kon nogal eens opvliegend zijn. In 1937 werd hij als zenuwpatiënt
opgenomen in de ziekeninrichting Zon en Schild bij Amersfoort. Hier
zou hij op 6 juni 1937 overlijden na een slaapkuur, waarmee men
probeerde zijn vermoeide hersenen tot rust te brengen. Gies Ensing
heeft als rijder 272 koersen gewonnen, waarvan 259 in Nederland.
In 1923 stond hij samen met Cees Ockhorst met 15 zeges op de eerste
plaats bij de beroepspikeurs. In 1929 was hij met 22 overwinningen
alleen lijstaanvoerder.
Boven: Norton B en pikeur Gies Ensing na het winnen van de
Mercuriusprijs op 3 oktober 1926 op Duindigt. Norton B zou
zijn record van 1.20,4 in 1928 realiseren als tweede
aankomende in de beslissende heat van het
Matadoren-Rennen op Berlijn-Mariëndorf.
Boven: Nogmaals Norton B en pikeur Gies Ensing.
Luitje Ensing
De jongste van de gebroeders Ensing, Luitje, was geboren op oudejaarsdag
1883 in Borgercompagnie. Luitje, vaak ook Luut genoemd, begon omstreeks
1909 als leerling-pikeur bij zijn broer Gies in de Haarlemmermeer.
Toen die naar Frankrijk vertrok kwam Luut Ensing in dienst bij de
publiek-trainer P. van der Wal in die polder. Het jaar 1912 was
zeer succesvol voor de jonge Luut, hij won als leerling 11 koersen
uit 29 starts en stond daarmee aan het hoofd van alle rijders (beroeps
en leerlingen). Luut bleef tot 1919 in de Haarlemmermeer, met een
jaar onderbreking in 1913 toen hij in Denemarken verbleef en op
Charlottenlund twee koersen won. De textielfabrikant F.B. van den
Bergh van stal Lancier haalde hem in 1919 naar Boxtel voor zijn
stoeterij en draversstal. Ensing behaalde er mooie successen met
dravers als Ciampi, Dienares, Hollandia en Kaper B, maar bovenal
met stal Lancier's Amerikaanse importhengst Kerrigan, waarmee hij
in 1920 op Berlijn-Mariëndorf won en in 1922 op Duindigt het Kampioenschap
van Nederland behaalde. Stal Lancier was geen lang leven beschoren
en werd nog in 1922 opgeheven. Luitje Ensing vertrok toen naar Duindigt
en twee jaar later naar Heemstede bij de baan Het Oude Slot, waar
hij tot en met 1929 verbleef en waar ook Kerrigan bij hem ter dekking
stond. Hierna was Ensing weer drie jaar op Duindigt tot hij zich
in 1933 definitief vestigde aan de baan van L.A.F. Prins aan de
Heerenweg in Wassenaar. Hij bleef hier tot het eind van zijn trainersloopbaan
in 1952. Luitje Ensing behaalde in totaal 214 overwinningen, waarvan
3 in het buitenland. Een van zijn succespaarden was Odell Axworthy,
waarmee hij 19 maal zegevierde. In 1931 won hij met Present van
eigenaar Prins in Groningen het Kampioenschap Nederlandse paarden.
Naast dravers van de stal C van Prins had Ensing ook veel paarden
van M.P.M. van Renswoud (stal R) in training. Met diens befaamde
voshengst Dutch Hanover won Ensing maar liefst 20 maal op de lange
baan, w.o. in 1945 de Grote Prijs van Nederland op Duindigt. Op
het eind van zijn actieve loopbaan won Ensing in 1951 met Juggler
van M.C. Durlinger diezelfde koers in Groningen. Luut Ensing was
vanaf de oprichting gedurende 25 jaar bestuurslid van de Pikeursvereniging
en in de naoorlogse jaren maakte hij ook deel uit van het bestuur
voor het Drafwezen. De sympathieke en onkreukbare trainer stond
bekend als een kundig vakman die de paarden op rustige wijze klaar
maakte. Luitje Ensing, die in 1955 te Alkmaar overleed, was getrouwd
met Johanna van den Berg, een zuster van de bekende trainer-rijder
Joop van den Berg. Zij hadden één dochter, Gré.
Luut Ensing met zijn dochter Gré in 1935.
Gré zou later trouwen met de legendarische
Noordhollandse pikeur Bram Nottelman uit Sint Maartensbrug.
Luut Ensing vestigde zich na zijn trainersloopbaan ook
in de Zijpe om zijn schoonzoon te assisteren.
Boven: Odell Axworthy wint met Luut Ensing.
Boven: Nienke Nottelman (links) en
Truus van der Kraats houden hier in 2010 de
Gouden Zweep van Nienke's vader Bram vast
in het NDR-Museum op Duindigt.
Nienke is de dochter van Gré Ensing.
|