NDR


Hoofdmenu
Archief:

Home

Nieuws

Organisatie

Bibliotheek

Fototheek

Videotheek

Museum

Geschiedenis >

Kortebaan anno 1896


Sophia

Boven: De beroemde Friese harddravermerrie Sophia
"zoals zij den Koningsprijs won, 14 mei 1873".
*****



Hieronder een ingezonden brief, die ik vond bij het nazoeken van wat gegevens,
in het blad "Hippo" in 1896, zeg maar de voorganger van het blad Draf en Rensport. Maar dat is dus wel 117 jaar geleden. lnhoudelijk echt interessant en leuk om hier kennis van te nemen.

Piet Borsboom, kortebaan-specialist en medewerker van het NDR-Archief.


Korte Baan

Uit de vorige nummers van Hippos is het den lezers duidelijk geworden hoe aanzienlijk groot hier te lande nog de liefhebberij is voor het harddraven op de korte baan.
Indien men het overzicht nagegaan heeft, dan zal men moeten erkennen, dat de som der uitgeloofde prijzen werkelijk hoog is. Volgt men in het seizoen deze harddraverijen dan zal men bemerken, dat er feitelijk iederen werkdag der week een korte baan harddraverij plaats heeft. Ofschoon in de laatste jaren veel verbeterd, is toch de regeling overal nog niet, zooals die zijn moest. Op zeer veel plaatsen hebben de heeren commissarissen te weinig kennis van de zaak en laten zich door de heeren pikeurs allerlei zaken aanleunen. Deze, de pikeurs, trachten zeer dikwijls door allerlei trucs het, zoo aan te leggen, dat hun eigen paard in het voordeel komt en hun tegenstander benadeeld. Aan dergelijke practijken moet op de strengste wijze paal en perk gesteld worden, en het heeft mij als trouw bezoeker en als amateur der korte baan draverijen vaak verwonderd, dat het bestuur niet scherper de bepalingen van het reglement toepast.
Zooals men weet heeft de Nederlandsche harddraverij- en renvereeniging ook een reglement voor de harddraverijen op de korte baan, dat volgens art. I van kracht is op alle harddraverijen, uitgeschreven door die vereenigingen of besturen eener harddraverij, die dat reglement als het hunne erkennen en daarvan schriftelijk hebben kennis gegeven aan den secretaris van het Harddraverij Comite der Ned. H. en Renvereeniging.
Indien de vereenigingen of besturen dit reglement volgen, zullen zij daarin zeer scherpe bepalingen vinden tegen de onhebbelijkheden van rijders. Zoo zegt art. 15:
Niemand zal bij het afrijden of onder het draven mogen schreeuwen of eenig ander hinderlijk geluid voortbrengen.
Zweepen zijn verboden, doch karwatsen, zonder slag, van hoogstens 1,10 M. toegestaan.
Het afwerpen van pet of hoed, het rijden in elkanders baan of het aandoen van eenige hindernis aan zijn tegenpartij is mede niet geoorloofd.
Als ongeoorloofde hindernis wordt ook beschouwd het slaan van eigen paard, indien dit aan de anderen hinderlijk is en hebben keurmeesters het recht, het verder hebben van den karwats, gedurende den wedstrijd te verbieden.
Overtreding van dit artikel wordt met verbeurte van den rit of met uitsluiting van verdere mededinging gestraft.
Men ziet, dit artikel, goed toegepast, is machtig tegenover kwade practijken. Nu moeten de heeren commissarissen (in het reglement nog altijd keurmeesters genoemd) niet te zoetsappig met heeren pikeurs omgaan, maar er streng de hand aan houden. Het is verbazend typisch om te zien, hoe de pikeurs hun volkje kennen. Ze zullen streken, die ze op de eene baan uithalen, op een andere wel laten, omdat zij weten dat daar zoo'n kwade Mijnheer in dat hokje zit. Het schreeuwen moet onder iederen vorm geweerd worden en de verdediging, dat men het deed om zijn paard aan te zetten, is onzin, daar men met geen doove paarden op de draverij komt. Zoo heeft het mij een keer geërgerd dat een der pikeurs zijn paard met een lange karwats, telkens als hij afreed, onbarmhartig ranselde en tot driemaal toe de rit niet door liet gaan. Het paard van de tegenpartij, een zenuwachtig dier, werd door dat afranselen van zijn buurman en het telkens moeten terugkeeren zoo opgewonden, dat het dier geen stap meer draafde, maar de geheele baan in galop nam. De ranselende pikeur had zijn zin en won nu gemakkelijk. Ziet, zoo iets mag niet gebeuren, en is werkelijk een paard zoo phlegmatisch dat het zonder afranseling niet loopen wil, dan doet men veel beter met zoo'n dier tehuis te blijven.
Art. 16 bevat ook een goede bepaling tegen het lange treuzelen tusschen de verschillende ritten. Het is voor het publiek danig vervelend als het zoo per uur een lepel krijgt. Den pikeurs komt het niet ten onpas een beetje langer pauze te houden, de kampioenen komen dan weer wat op adem, maar het moet niet al te zeer gerekt worden. In art. 16 hebben de keurmeesters het recht deze pauzes te regelen en het komt mij voor, dat het goed kon zijn indien vooraf vastgesteld werd hoeveel minuten de pauze zou duren.
Art. 21 helpt de commissarissen nog meer, door eenvoudig uit te sluiten die rijder, die na drie appèls niet verschijnt.

Werkelijk ik kan heeren commissarissen der korte baan-draverijen niet genoeg aanraden dit reglement eens goed te bestudeeren en het dan met de meeste gestrengheid toe te passen, terwijl ik de besturen in overweging geef om tot commissarissen bij voorkeur die heeren te kiezen, die het zaakje meer bij de hand gehad hebben en die op de hoogte zijn van het reglement. lndien nu alle vereenigingen het volgend jaar begonnen met den pikeurs de strenge bepalingen te herinneren, dan zouden de korte baan-draverijen sneller verloopen en er minder onhebbelijkheden plaats grijpen.
A.

Tot zover de ingezonden brief, die aangeeft dat de problematiek nu nog precies hetzelfde is als in 1896, maar dat er toch ook veel is verbeterd.




 
 

  terug naar boven

© Copyright Archief NDR


Submenu
Geschiedenis:

Klassiekers

Kampioensch.

Rennen

Langebanen

< Kortebanen

Mensen

Diverse